Fetisjisme

Ik heb een dichtbundel genomen
en elke bladzij opgegeten
om eindelijk te weten
hoe poëzie ontstaat.

Ik scheurde Campert uit zijn kaft,
Verhagen uit zijn linnen en at alles
wat mijn boekenkast mij bood.     
Een rivier van woorden,
drijvend in de stilte van mijn schoot.

Ik voelde hoe het heilig denken
in mijn maag begon. De liefde 
en de hoop eendrachtig
naast het leven en de dood. 

Een droevig vers verdronk haast
van verrukking in de oceaan van wijn
die mijn dorst naar kennis begeleidde.
Als een drenkeling, die na zijn redding
eerst naar een glas water reikt.

Om mijn denken te versnellen
vrat ik nog Homerus leeg,
waarna de Faust, als nagerecht,  
een laatste rustplaats kreeg.

In dit vermeende evenwicht heb ik gewacht
tot mijn lichaam zijn geheimen prijs zou geven.
De beelden die ik voor me zag.
Het denken, dat ondenkbaar werd geacht.

Maar alles bleef zoals het was.