Het kind en de zee
Als je de dijk opfietste zag je de zee bewegen
in het zonlicht, dat in scherven op het water danste.
Wij gilden opgewonden naar alles wat we zagen.
Mijn moeder perste haar gewicht in iets wat al
een oorlog had doorstaan. De kleur van haar gezicht
paste zich daarbij moeiteloos aan.
Toen zij haar zomerjurk aarzelend liet zakken,
was ik verbaasd dat dit mijn moeder was, omdat
een lichaam ook moet passen bij dat wat je verwacht.
Er was geen broeikas of klimaat. De zomer
was gewoon een zomer, waarin
Anne en ik verdwaalden.
Wij bevochten onze vrijheid
in de duinen en het wad,
waar Antoinet haar rijkdom toonde
die ik met zand en water dicht plamuurde
omdat de neiging tot verbouwen
toen al in me zat.
Tot mijn moeder ons met harde hand
uit de duinpannen verjoeg, waar ons,
wachtend op de vloed
die de onschuld met zich meenam,
het ruisen van de branding
nog het meest verbaasde.