Vroeger

Ik liep met mijn kleindochter langs de Schelde. Ze is net zo gek op water en blubber als ik als kind altijd was. We draaiden stenen om en renden achter krabbetjes aan die hard wegliepen. Haar joggingpakje dat ze net schoon had aangetrokken kon zo weer de was in. Ik telde haar zegeningen. Er is niets zo verrukkelijk voor een kind als zich vuil te maken zonder dat er iets van gezegd wordt.

De zware lucht van zoute klei prikkelde in mijn neus en ik dacht aan de tijd toen ik zelf nog een jongetje was en we op het strand van de Kaloot speelden. We groeven diepe gaten in de vette klei die op sommige plaatsen boven het zand uitstak. We slierden er overheen of we op een ijsbaan gleden en wreven onszelf en elkaar van onder tot boven in met modder. Je kon nog gewoon je zwembroekje uitdoen en spelen alsof je in het paradijs woonde. Je moeder was er toch niet bij. Het plezier spetterde er aan alle kanten vanaf.

We concurreerden met de zon. En ’s nachts stonk heel m’n bed naar zoute bagger en zeewater. Mijn moeder rook het als ze me ’s morgens wakker maakte en zette alle ramen open.

Zij rook een smerige modderlucht. Ik rook vrijheid.

Mijn kleindochter is vier. De interesse in alles waar ze zich mee bezig houdt is zo breed dat ze het zelf bijna niet meer bij kan houden. Maar het zit allemaal in haar hoofd en het komt naar buiten als het haar uitkomt.

Met de krabbetjes had ze het wel gehad. We moesten de koekjes opeten die ik had meegenomen. Allemaal. En het liefst allemaal tegelijk. Op de dijk in het gras.

“Weet je nog opa, van vroeger, toen we in de modder speelden?”

Ik wist het nog. Dat was een week geleden.

Ze heeft nog niet veel vroeger. Maar, het begint er aan te komen.